Cahier van Demos verschenen tussen 2008 - 2015
Maatwerk in groepsverband. Inclusie op de Antwerpse speelpleinen van Koraal
item_left
item_right
Maatwerk in groepsverband. Inclusie op de Antwerpse speelpleinen van Koraal
Dankzij een intense en doordachte ondersteuningsstructuur kunnen de speelpleinen van Koraal de nodige omkadering bieden aan kinderen met een beperking en zo inclusie realiseren. Ze werken hiervoor onder andere samen met twee zorgvoorzieningen die de werking met raad en daad bijstaan. Deze omkadering werpt haar vruchten af, maar het blijft een grote uitdaging om de inclusieve werking structureel in te bedden. Daarvoor blijft het speelplein te sterk afhankelijk van projectmiddelen.
De speelpleinen van Koraal bereiken in de schoolvakanties dagelijks honderden kinderen, zowel op de grote domeinen buiten de stad (Horst en Hulgenrode) als op de tien kleinere werkingen in en rond Antwerpen. Inclusie van kinderen met een handicap is een thema waar de speelpleinen van Koraal al langer mee begaan zijn. De werking bereikt dan ook flink wat kinderen met autisme, ADHD en/of een verstandelijke beperking. Toch bleef het gevoel dat de werking nog meer expertise kon opbouwen over de omgang met deze kinderen. Ook vroeg het speelplein zich af of ze nog meer kinderen, ook met een meer intense ondersteuningsnood, een plek konden geven, mits de nodige begeleiding en expertise.
Een eerder project bood de kans om samen te werken met twee zorgvoorzieningen. Dit leidde tot een proefproject om na te gaan hoe de werking op haar grote speeldomeinen een goede setting kan creëren om inclusie waar te maken. Daarbij ging ook veel aandacht naar de coaching en ondersteuning van de jonge vrijwilligers. Na het bruggenbouwproject was er veel geleerd, maar nog niet structureel ingebed. Ook zag het speelplein verdere groeikansen en drempels om weg te werken zoals het vervoer of de rechtstreekse communicatie met ouders. Na het eerste, oriënterende project, volgt daarom een tweede project om gericht een aantal specifieke uitdagingen aan te pakken.
Inclusie op het speelplein
In de praktijk zit er erg veel variatie in de groep kinderen en jongeren met een beperking die het speelplein bereikt. Sommige komen op het speelplein terecht zonder dat het speelplein ervan op de hoogte is. Ouders zijn hier soms erg discreet over. Als er geen problemen ontstaan, dan draaien ze eigenlijk gewoon mee in de werking. Soms duiken er toch moeilijkheden op en dan probeert het speelplein alsnog extra ondersteuning te voorzien, al is het niet zo evident om dan de situatie nog recht te trekken.
Binnen de groep kinderen met een beperking die wel worden aangemeld, onderscheidt de werking nog eens twee groepen. Hannah Dupont (Koraal): “Je hebt kinderen met een beperking die eigenlijk goed meedraaien op een speelplein en waar niet echt ondersteuning vanuit een voorziening voor nodig is. Die volgen ik en de jobstudenten van Koraal mee op. En dan heb je de kinderen waarvan wij denken: dat kan moeilijk worden voor onze vrijwilligers, daar gaan we extra ondersteuning voor nodig hebben. De ouders moeten ons wel de toestemming geven om de voorzieningen in te schakelen voor ondersteuning. Want eigenlijk mogen we niet zomaar informatie delen met voorzieningen. Zodra de ouders toestemming hebben geven, wordt de informatie met de voorzieningen gedeeld en kijken we samen hoe we het kind goed kunnen opvangen binnen de werking.”
De omkadering van inclusie op het speelplein bestaat dus uit Hannah die als beroepskracht de inclusieve werking coördineert, jobstudenten die de vrijwilligers ondersteunen op de grote speeldomeinen en zorgprofessionals uit twee voorzieningen die samen met coördinator een mobiel team vormen en de werkingen ondersteunen als er een vraag is die de werking niet zelf kan beantwoorden. Die samenwerking met de voorziening vergroot niet alleen de draagkracht van de voorziening, maar stelt ook de ouders gerust. Hannah: “Er zijn nog wel wat ouders die sceptisch staan tegenover een inclusieve werking omdat ze niet weten wat dat precies inhoudt. Sommige van onze speelterreinen zijn ook erg groot, de meeste ouders zijn dat niet gewoon. Dan is het wel goed dat een voorziening zegt: we zitten mee op de kar, wij staan in voor de opvolging. Meestal zijn de ouders al jaren in contact met die voorziening. Ze vertrouwen hen en ze weten ook dat ze daar veilig zijn. Wij zijn iets nieuws en onbekend en ook een initiatief waar ouders niet meteen aan denken voor hun kind. Dus ik snap wel dat ze zich veiliger voelen bij hun voorziening. Maar ondertussen groeit ook onze reputatie en nemen ouders ook rechtstreeks contact met ons op, voorzieningen sturen ouders ook meteen naar mij door voor een intakegesprek.”
De meeste kinderen die zich aanmelden binnen het inclusieproject zijn tussen de vier en acht jaar. Afgelopen zomer waren dat vierenveertig deelnemers op tien van de speelpleinen. Ze komen doorgaans terecht in de afgebakende kleuterwerking, al zwermen sommigen ook uit naar de rest van het speelplein. Ook kinderen met een verstandelijke beperking die ouder zijn dan zes jaar, vinden eerder aansluiting bij de kleuterwerking. De interactie tussen de kinderen is daar erg vanzelfsprekend. Maar ook de oudere kinderen leren veel bij van de aanwezigheid van kinderen met een beperking. Voor veel kinderen is dit hun eerste kennismaking. De kinderen stellen zich soms vragen, maar deze worden snel uitgeklaard door samen te spelen.
Er worden geen aparte activiteiten aangeboden aan de kinderen en jongeren met een handicap. Het speelplein stelt de vrije keuze voorop. Er wordt een aanbod voorgesteld en kinderen kiezen of ze daar al of niet op ingaan. Wie niet inpikt op het aanbod, kan terecht in de vele speelmogelijkheden die het terrein aanbiedt. Voor sommige kinderen met een beperking is dat een zegen. Ze kunnen ook alleen in de zandbak spelen, bijvoorbeeld, zonder dat iemand hen verplicht om deel te nemen. Kinderen die in dit systeem verloren lopen, worden extra ondersteund door een animator die het aanbod nog eens toelicht of samen met de kinderen langs gaat bij de verschillende activiteiten.
Als de kinderen kiezen voor een activiteit, dan wordt er verwacht dat de animator die activiteit zo kan aanpassen dat alle kinderen kunnen meedoen. Meestal gaat dat over kleine aanpassingen. Op de grote speeldomeinen komt de jobstudent die instaat voor inclusie ook eens langs om te kijken hoe alles loopt. De grote speeldomeinen voorzien twee jobstudenten per dag: de ene houdt een algemeen overzicht over de kinderen in het inclusieproject, de andere biedt een houvast aan de kinderen die de meeste ondersteuning nodig hebben.
Sommige animatoren hebben koudwatervrees om een kind met een beperking in hun activiteit te betrekken. Hannah: “Inclusie is toch eigen aan de organisatie dus als je vrijwilliger bij ons wordt, dan kom je al vanaf het begin in aanraking met inclusie. Vanaf de start van de basisvorming word je meegenomen in de inclusiegedachte van de werking. Als iemand koudwatervrees heeft, dan vraag ik ook altijd door, want vaak is het gewoon angst voor het onbekende. Dan stel ik voor om gewoon eens te proberen, ik kom langs om mee op te starten en dan zien we wel wat er gebeurt en dan zorg ik ervoor dat die persoon zeker extra informatie heeft en dat ze alles hebben wat ze nodig hebben. En meestal loopt het wel los.”
Tijdens de animatorcursus wordt inclusie lichtjes aangekaart, maar de werking kiest er bewust voor om dat niet te ‘groot’ te maken om jonge vrijwilligers niet nodeloos af te schrikken. Koraal probeert vooral de visie mee te geven dat alle kinderen het recht hebben om te spelen. De vrijwilligers leren tijdens de cursus Hannah al kennen zodat ze weten waarvoor ze bij haar terecht kunnen. Op zich vormt de inclusie tijdens de activiteiten ook niet de grootste uitdaging voor de animatoren. Het zijn vaak op de overgangen tussen activiteiten, de wachtmomenten of praktische momenten die voor spanning en wrijving kunnen zorgen. Sommige kinderen zijn hier erg gevoelig aan, kunnen zichzelf verbaal niet zo goed verweren en uiten zich al eens agressief. Daar hebben animatoren het wel moeilijk mee. Zeker als het speelplein van deze kinderen meer toelaat dan van andere kinderen. Op zo’n momenten springen de professionele hulpverleners uit de zorgvoorzieningen bij.
Samenwerken met zorgvoorzieningen
Tijdens het eerste project waren de zorgprofessionals de hele tijd aan de slag op één van de twee grote speeldomeinen van Koraal. In het tweede project vormen ze meer een mobiele ploeg die van speelplein tot speelplein trekt op vraag van de animatoren. De zorgvoorzieningen nemen deze ondersteuning op vanuit hun reguliere werking, met bijkomende middelen vanuit de stad Antwerpen. De medewerkers worden vrijgesteld om de speelpleinen te ondersteunen. Er komen dan ook heel wat kinderen en jongeren uit die voorzieningen naar het speelplein, al zijn er ook steeds meer deelnemers die rechtstreeks de weg vinden naar de werking. Op die manier ontstaat er ook ruimte in de zorgvoorzieningen om kinderen met een grotere ondersteuningsnood op te vangen.
Professionele ondersteuners op je werking, da’s wennen voor beide partijen. Zeker tijdens het bruggenbouwproject waren de ondersteuners lange tijd actief op één werking. In het begin was dit soms moeilijk omdat niet iedereen even goed wist wat hun rol precies was. De jobstudenten die instaan voor inclusie volgen echter meestal een sociaal-agogische richting en kunnen de brug slaan tussen de professionele hulpverleners en de jonge vrijwilligers.
Deze zomer verliepen de contacten vlotter. Deze zorgprofessionals hadden een iets ander profiel. Ze waren wat jonger van geest en ook zichtbaar enthousiast over het project. Ze snapten ook beter de eigenheid van een speelpleinwerking en konden beter om met de speelse chaos. Want dat is echt wel een andere wereld, zeker als je daar niet mee vertrouwd bent. Zo verloopt een speelplein veel minder gestructureerd dan een zorgvoorziening, bijvoorbeeld. Als mobiele ploeg zijn ze ook minder intens betrokken op een bepaalde werking en ze dragen bij tot de concrete oplossing van een moeilijke situatie. De animatoren staan ook echt open voor de voorstellen van ondersteuners. Je merkt wel degelijk hun expertise, al is het soms wel verwarrend als professionals tegenstrijdige adviezen geven.
Ook moet de werking haar grenzen afbakenen en aangeven wat wel en niet mogelijk is op een speelplein. Hannah: “Soms kennen wij de kinderen al beter dan de ondersteuners omdat wij hen vaker zien en dan is het wel een beetje moeilijk om te discussiëren over wat er werkt en wat niet, omdat dat wel echt heel individueel gaat ook. Dat is ook een nieuwe aanpak voor het speelplein, want normaal gezien heb je op een speelplein 350 kinderen en nu moet je individueel gaan werken. Die combinatie is wel een grote en permanente uitdaging. Zeker omdat onze ploegen voortdurend wisselen.”
Misschien is dit wel de grootste uitdaging voor de werking, om individueel maatwerk te leveren in een setting die het gewoon is om zich in een grote groep te organiseren. Dat merkt Hannah ook in de contacten met de professionele hulpverleners: “Het is nu eenmaal gemakkelijker om op maat te werken in groepjes van acht in een voorziening dan in een groep van 150 kleuters. Soms krijgen we het advies om pictogrammen op te hangen bijvoorbeeld, maar dat gaat verloren in onze werking. Hulpverleners zijn het gewoon om heel individueel te denken, terwijl wij vaak voor een grote groep moeten denken. Het is goed natuurlijk dat hulpverleners zo op maat werken, want dan kunnen ze zien wat een bepaald kind nodig heeft, maar voor ons lukt dat niet altijd, want wij kunnen bijvoorbeeld niet een volledige ruimte afsluiten zodat er geen enkel kind meer binnen mag, want dan zijn wij een volledige speelruimte kwijt. Het is belangrijk om met elkaar in gesprek te blijven gaan en elkaar te blijven uitdagen om met een andere bril naar de werking te kijken, hierdoor kunnen we samen ook tot nieuwe oplossingen komen.”
(on)mogelijkheden van inclusie
Naast het maatwerk, spelen er vooral organisatorische uitdagingen: communicatie met de ouders, voldoende omkadering voorzien, … Ook de lichamelijke verzorging is niet altijd evident. En het zou niet mogen meespelen, maar toch, ook het aantal kinderen met een handicap speelt een rol voor de draagkracht van de werking, zeker in combinatie met de zorgzwaarte. Het speelplein verwacht dan ook een zekere mate van zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de kinderen met een beperking, want intense één-op-één begeleiding kunnen ze niet garanderen. De speelpleinwerking is dan ook niet altijd de beste omgeving voor alle kinderen en jongeren met een beperking. Hannah: “Het handige is wel, soms kent de voorziening het kind uit een andere context. Als dat kind op het speelplein agressief is, maar daarbuiten nooit, dan moeten we ons wel afvragen: is dit wel de beste plek voor dat kind.”
Maar voor de kinderen met een beperking die hun draai vinden op het speelplein, gaat er wel een wereld open. Hannah: “Kinderen die er vanaf het begin bij waren, die komen hier toe en die beginnen te spelen. Die zie je de hele dag niet. In het begin is het inderdaad moeilijk voor deze kinderen. Zeker kinderen uit een voorziening komen uit een heel beschermde setting en ja, het speelplein is nu eenmaal niet zo… We hebben al van hulpverleners gehoord dat kinderen veel socialer en zelfstandiger worden. Ik merk soms echt aangeleerde hulpeloosheid. Sommige kinderen mogen weinig zelf doen, terwijl dat ze dat eigenlijk wel kunnen. En bij ons moeten zichzelf wel uitdagen.”
Structureel verankeren
Het speelplein is erg tevreden over de omkadering die ze kan aanbieden. Maar de structurele inbedding ervan blijft een uitdaging. De vergoeding van jobstudenten en het loon van Hannah als inclusiecoördinator is een kost die de werking eigenlijk niet structureel kan dragen als ze het speelplein betaalbaar willen houden voor alle lagen van de bevolking zoals nu het geval is. De taken van Hannah lopen ook door buiten de schoolvakanties: vorming geven, administratie opvolgen, planning opstellen, nieuwe partners zoeken, inspiratie opdoen, ondersteuning uitwerken voor de vrijwilligers, ondersteunen van de werkgroep inclusie, intakegesprekken, overleg met de voorzieningen … Eén van die taken is nu ook: het zoeken naar structurele middelen om de sterke omkadering te kunnen volhouden.