Doctoraat: ontwikkelingwaarde van sportvrijwilligerswerk voor maatschappelijk kwetsbare jongeren

item_left

item_right

Doctoraat: ontwikkelingwaarde van sportvrijwilligerswerk voor maatschappelijk kwetsbare jongeren

Boek

Evi Buelens maakte bij de VUB onderzoeksgroep 'sport & society' een doctoraat over vrijwilligerswerk in de sport. Het onderzoek werd mogelijk gemaakt door de steun van de Vlaamse Overheid in het kader van het steunpunt beleidsrelevant onderzoek sport. In dit doctoraat werd onderzocht of jongeren die leven in maatschappelijk kwetsbare situaties kunnen investeren in hun menselijk kapitaal wanneer zij vrijwilligerswerk opnemen in de sport en welke de onderliggende mechanismen zijn die deze ontwikkeling kunnen faciliteren.

Waarop baseerden de onderzoekers zich om dit te onderzoeken?

Vandaag wordt vastgesteld dat er in Vlaanderen en Europa een aanzienlijk aandeel jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties leven of hierin dreigen terecht te komen. In dit verband is er een toenemend geloof dat vrijwilligerswerk in de sport een onmiskenbaar potentieel heeft om het menselijk kapitaal te ontwikkelen van jongeren die leven in maatschappelijk kwetsbare situaties en aldus tot een betere maatschappelijke situatie. In dit verband wordt onder andere zelfs gesteld dat ontwikkeling op het individuele niveau veranderingen zou kunnen teweegbrengen op een breder maatschappelijk niveau. Een belangrijke vaststelling gegeven het feit dat maatschappelijke instellingen gezien worden als de belangrijkste (re)produceerders en instandhouders van maatschappelijke kwetsbaarheid. Echter, omwille van verschillende uitsluitingmechanismen, hebben jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties minder kansen om hun menselijk kapitaal te ontwikkelen via formele structuren (nl. school en arbeidsmarkt) in vergelijking met hun minder kwetsbare leeftijdsgenoten. Daarnaast worden ook non-formele en informele leersettings in toenemende mate bekeken als een middel om het menselijk kapitaal van jongeren te ontwikkelen. Daarbij is er dus een groot geloof dat vrijwilligerswerk in de sport een onmiskenbaar potentieel heeft om het menselijk kapitaal van jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties te ontwikkelen.

Echter, in dit verband onderscheiden we twee belangrijke uitdagingen. Ten eerste wordt een lagere betrokkenheid vastgesteld in de sportdeelname van jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties, zowel als participant als vrijwilligers, in vergelijking met andere jongeren. Om tegemoet te komen aan deze eerste uitdaging implementeerde men alternatieve benaderingen en organisatievormen, zoals sport for development programs (SFD), ‘sport voor ontwikkeling programma’s’. Ondanks dat er een groeiend aantal SFD programma’s zijn die focussen op ontwikkeling van menselijk kapitaal, zijn er tezelfdertijd ook een toenemend aantal onderzoekers die pleiten voor de implementatie van kritische pedagogische principes in dergelijke programma’s. De onderliggende veronderstelling is dat dit type van benadering jongeren kan versterken (‘empoweren’), niet alleen om de bestaande maatschappelijke hiërarchie te begrijpen met haar machtsrelaties en sociale ongelijkheden, maar ook om kritisch deel te nemen aan de verandering van hun eigen positie binnen deze samenleving. Ten tweede ontbreekt het vandaag aan afdoend empirisch bewijs met betrekking tot het ontwikkelingspotentieel van vrijwilligerswerk in de sport voor jongeren die leven in maatschappelijk kwetsbare situaties. Bijkomend is er weinig inzicht in de mechanismen waardoor vrijwilligerswerk in de sport verondersteld wordt om de ontwikkeling van menselijk kapitaal te faciliteren. Specifiek ontbreekt het aan inzicht in noodzakelijke (nl. het aantrekken en behouden van jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties) en voldoende voorwaarden (werken met hen naar bredere ontwikkelingsuitkomsten).

Onderzoeksvragen

Gebaseerd op deze verschillende onderzoekslacunes formuleerden we twee onderzoeksvragen: (1) wat zijn noodzakelijke en voldoende voorwaarden om jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties actief te betrekken als vrijwilligers in sport settings en om ontwikkeling van menselijk kapitaal onder deze groep jongeren te faciliteren?; (2) wat zijn de waargenomen uitkomsten inzake menselijk kapitaal gerapporteerd door deze groep? Om meer inzicht te verwerven onderzocht deze doctoraatsstudie, aan de hand van verschillende kwalitatieve onderzoeksmethoden, drie sport contexten in Vlaanderen waar jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties op een regelmatige basis vrijwilligerswerk opnemen, namelijk jeugdwerk, buurtsport en sport clubs.

Antwoord op beide onderzoeksvragen

Aan de hand van verschillende conclusies voorzien we aan antwoord op de eerste onderzoeksvraag (noodzakelijke en voldoende voorwaarden), namelijk:

  1. Een veralgemening kan gemaakt worden van noodzakelijke en voldoende voorwaarden voor de verschillende praktijken binnen de onderzochte sport contexten. Voor de noodzakelijke voorwaarden is dit gerelateerd aan:
    • Intrinsieke motivatie van jongeren
    • Optimale toegankelijkheid
    • Functioneren van club/programma
    • Actieve betrokkenheid vrijwilligerswerk
    • Professionele ondersteuning
  2. Voor de voldoende voorwaarden relateerde dit voornamelijk aan het voorzien van mogelijkheden voor ervaringsleren, waarbij de centrale rol van een versterkende omgeving werd benadrukt. Drie subcategorieën werden hier gedefinieerd:
    • Waarderen van jongeren via positieve bekrachtiging en herkenning
    • Jongeren zich goed laten voelen en het gevoel creëren om ergens bij te horen
    • Voorzien van gelijke kansen en evenwaardigheid in de relatie van jongeren met anderen (coaches, professionals of peers)

Daarbij werd vastgesteld dat de verschillende voldoende voorwaarden (nl. mechanismen) onderliggend aan de verschillende subcategorieën intergerelateerd zijn.

  1. Hoewel de geanalyseerde praktijken potentieel tonen om te werken rond voldoende voorwaarden, is het in de meeste gevallen al te veeleisend om tegemoet te komen aan noodzakelijke voorwaarden, laat staan om rond ontwikkeling te werken. De minderheid van de onderzochte praktijken die (in staat waren te) focussen op ontwikkeling en het invullen van voldoende voorwaarden op een systematische manier, steunden in zeer sterke mate op de specifieke kennis en expertise aanwezig binnen het jeugdwerk. Bijkomend illustreerde de studie dat praktijken die een kritisch pedagogische benadering hanteerden meer ontwikkelingsmogelijkheden voorzagen voor deelnemende jongeren.
  2. Ondanks dat er een uitgesproken conceptueel verschil is, bestaat er een grijze zone tussen noodzakelijke en voldoende voorwaarden. In onze studie situeerden we de volgende condities binnen deze grijze zone
    • Een veilig (fysiek, psychologisch en emotioneel), uitdagend, ondersteunend en familiaal klimaat (‘tweede thuis’), waar jongeren zichzelf kunnen zijn, niet bang zijn om fouten te maken en waarbij ze ook de kans krijgen deze recht te zetten
    • Frequente en regelmatige betrokkenheid in de setting
    • Opbouwen van een vertrouwensband met coaches en peers
    • Jongeren inspraak geven
    • Noden van de jongeren respecteren en hen individuele aandacht geven.

Met betrekking tot het waargenomen ontwikkelingspotentieel werd geconcludeerd dat wanneer aan noodzakelijke en voldoende voorwaarden wordt voldaan, jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties hun menselijk kapitaal kunnen ontwikkelen. Verschillende uitkomsten op persoonlijk (bv. meer initiatief en verantwoordelijkheid opnemen; mening uiten en opkomen voor zichzelf; toegenomen zelfreflectie en jongeren die bewust zijn van hun eigen capaciteiten en functioneren) en inter-persoonlijk niveau (bv. opnemen van sociale verantwoordelijkheid; de sportpraktijk naar zich toe trekken en mee ontwikkelen ondermeer door verantwoordelijkheid op te nemen en andere jongeren te motiveren om ook betrokken te worden; omgaan met feedback ) werden gerapporteerd door de jongeren en bevestigd door professionals. Verder haalden jongeren aan zich anders te gedragen in hun dagelijks leven ten gevolge van een gestegen zelfbewustzijn en verworven inzicht inzake hun eigen (inter-)persoonlijke competenties, gedrag en ontwikkeling. Ze gaven ondermeer aan veranderd te zijn in relatie tot: (1) het tonen van respect voor leerkrachten; (2) het meer actief en betrokken zijn op school; (3) het initiatief nemen en organiseren van activiteiten thuis of in familieverband; (4) het opnemen van verantwoordelijkheid in de buurt (bv. jeugdhuis, club). De nodige voorzichtigheid is echter geboden inzake deze stellingen met betrekking tot de werkelijke bijdrage van sport tot de geïdentificeerde uitkomsten van menselijk kapitaal. Sport ervaringen zijn immers maar een deel van de dagelijkse sociale praktijken van jongeren. Ten tweede bevestigde onze studie de grijze zone tussen non-formeel en informeel leren, alsook het ontastbare karakter van vele leeruitkomsten. Deze doctoraatsstudie illustreerde dat binnen een kritisch pedagogisch perspectief, jongeren tot op zekere hoogte aangemoedigd kunnen worden om kritisch deel te nemen aan de transformatie van (hun eigen ervaringen binnen) de maatschappij. Echter, het verbeteren van de kwetsbare situatie van jongeren is geen individuele verantwoordelijkheid en voor een meer radicale transformatie van hun positie zijn veranderingen op het institutioneel niveau nodig.

Uitleiding

De vraag die zich stelt is wat de werkelijke bijdrage is van sport tot de ontwikkeling van het menselijk kapitaal van jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties. Deze vraag wordt versterkt door bevindingen van onze studie dat de expertise inzake het invullen van voldoende voorwaarden in grote mate werd teruggevonden in het jeugdwerk. Wat is dus het potentieel van sport om vrijwilligerswerk te hanteren binnen een kritisch pedagogisch perspectief voor jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties? Bijkomend vragen we ons af of de sport sector dan best meer jeugdwerkgerelateerde strategieën incorporeert of dat jeugdwerk best gebruik maakt van sport als een activiteit waarin het haar specifieke benaderingen implementeert. Het valt nog te bekijken wat de meest haalbare richting is, gegeven het feit dat enerzijds de sport sector zich in grote mate beroept op (ongetrainde) vrijwilligers en het nastreven van sociale doelstellingen in se niet tot haar primaire doelstellingen behoort en anderzijds door onderzoekers wordt vastgesteld dat het jeugdwerk een beperkt bereik heeft van de target groep. Deze studie belicht in dit verband het potentieel van inspanningen tot samenwerking tussen de sport en jeugdwerk sector. Tot op heden verloopt de samenwerking tussen beide sectoren in Vlaanderen echter gefragmenteerd. In dit verband,suggereren we om na te denken over een nieuw soort van organisatievorm dewelke beide tradities combineert, namelijk ‘sport sociaal werk’. Verder suggereert de kijk van velen op sport als een activiteit om jongeren, ook deze in kwetsbare situaties, te bereiken en betrekken, dat sport niets meer is dan een ‘hook’. Het zal belangrijk zijn om na te denken over welke bijkomende voordelen gelinkt kunnen worden aan de betrokkenheid van jongeren in de sport. Tenslotte voorziet sport een goede setting waarin deelnemers, onder andere, kunnen leren door te doen, fouten kunnen maken en oplossen, en waar verantwoordelijkheid en actieve betrokkenheid makkelijker gegeven en bereikt kan worden dan in andere settings zoals school en de arbeidsmarkt. We concluderen hierboven dat binnen een kritisch perspectief, jongeren aangemoedigd kunnen worden om kritisch deel te nemen aan de verandering van hun eigen positie binnen de bredere maatschappelijke contexten (zonder daarbij voorbij te gaan aan de nood aan veranderingen binnen institutionele veranderingen). Zoals geïllustreerd in deze studie, kan sport een context bieden die veel jonge mensen aantrekt en daarbij kan dienen als een leeromgeving om competenties te ontwikkelen die nodig zijn om deze verandering te faciliteren en, op deze manier, meer dan een ‘hook’ te zijn wanneer aan de juiste condities wordt voldaan.

Bijlage(n):