Cahier van Demos verschenen tussen 2008 - 2015
Omgaan met verschil in samenwerkingen met grote kunstenhuizen
item_left
item_right
Omgaan met verschil in samenwerkingen met grote kunstenhuizen
Foto: Jong Gewei tijdens BLAUWDRUK (c) Michiel Devijver
Sinds 2019 zijn Jong Gewei en Platform-K met de steun van het Cera Impulstraject VPKJ in residentie bij VIERNULVIER. Tijdens een lerend netwerk begin mei 2022 brachten we de asymmetrie tussen participatieve kunstpraktijken en grote kunstenhuizen in kaart. Welke objectieve én subjectieve verschillen zijn er? En hoe kan je met deze verschillen rekening houden zodat er ruimte komt voor een gelijkwaardige samenwerking? Kunstprofessionals van Globe Aroma, De Nieuwe Spelers, NTGent, Concertgebouw Brugge, Platform-K, Jong Gewei, VIERNULVIER en Hogeschool Gent-KASK-Koninklijk Conservatorium gingen in gesprek. In dit artikel delen ze hun ervaringen en tips.
Verschillende soorten samenwerking
Grote kunstenhuizen en participatieve kunstpraktijken vinden elkaar meer en meer. Waar de enen vooral op zoek zijn naar manieren om een meer divers publiek te betrekken bij hun aanbod, zoeken de anderen ondersteuning en erkenning voor hun vaak precaire en projectmatige werking. In de praktijk zien de deelnemers van het lerend netwerk vier soorten samenwerking tussen participatieve kunstpraktijken en grote kunstenhuizen.
- Infrastructureel-technisch: Participatieve kunstpraktijken maken gebruik van de infrastructuur van grote kunstenhuizen. De residentie van Jong Gewei en Platform-K is hier een voorbeeld van. Zij gebruiken sinds 2019 een (dans)studio en bureauruimte in het gebouw van VIERNULVIER. Wanneer zij producties maken, voorziet VIERNULVIER in productionele en technische ondersteuning.
- Artistiek-inhoudelijk: Participatieve kunstpraktijken en grote kunstenhuizen kunnen op verschillende manieren artistieke en inhoudelijke cross-overs aangaan. Zo zetten Globe Aroma en Kaaitheater al meerdere producties op, geven Platform-K en VIERNULVIER elkaar wederzijds advies rond bepaalde thema’s of organiseren Jong Gewei en KASK samen uitwisselingen en masterclasses tussen makers, studenten en deelnemers.
- Op vlak van programmatie: Grote kunstenhuizen engageren zich op een systematische manier om de producties van participatieve kunstorganisaties te hosten en programmeren. Zo gaat de première van Tutti Fratelli al jaren afwisselend door bij Toneelhuis en in de Roma.
- Zakelijk: Er zijn ook voorbeelden van niet-artistieke samenwerkingen tussen grote kunstenhuizen en participatieve kunstpraktijken. Bijvoorbeeld: Globe Aroma kan op structurele basis beroep doen op Kaaitheater voor hulp bij administratieve zaken, zoals boekhouding en personeelsadministratie.
Foto: Danstraining Platform-K (c) Ans Van Gasse
Verschil in focus
Op welke objectieve én subjectieve botsen participatieve kunstpraktijken en grote kunstenhuizen als ze samenwerken? Grote kunstenhuizen werken doorgaans met een andere snelheid, hebben meer personeel en middelen en een minder flexibele planning dan participatieve kunstpraktijken. Een punt dat snel wordt aangekaart, is dat technici of productiemedewerkers van grote kunsthuizen al eens gefrustreerd raken dat er lastminute wijzigingen gevraagd worden. Dat wil echter niet zeggen dat participatieve kunsptaktijken geen of enkel lastminute planningen maken. Een strakke planning is voor hen namelijk noodzakelijk om voldoende te kunnen investeren in de mensen waarmee ze werken en zich aan te passen aan hun ritme.
De deelnemers aan het lerend netwerk komen vrij snel tot de vaststelling dat verschillen minder te maken hebben met het verschil in grootte dan met het feit dat de enen participatie in hun DNA hebben en de anderen minder of niet. De ervaring is dat het vooral hun andere focus is die soms voor frictie zorgt tussen participatieve kunstpraktijken en grote kunstenhuizen. In grote huizen wordt minder op maat van de mens gewerkt. Hun focus ligt vooral op het hosten van kunstenaars en publiek, met bijhorende zorgen rond techniek, veiligheid, planning, communicatie, horeca en ticketverkoop. Dat maakt hun werking soms meer rigide. Terwijl de focus in participatieve kunstpraktijken quasi volledig op de mens ligt en hun werking stoelt op wederkerigheid.
“De focus op het hosten van kunstenaars en publiek maakt dat er in grote huizen minder focus ligt op de mens. Daardoor voelt het soms alsof zij participatie minder belangrijk vinden, ook al is dat niet zo.”
Alle deelnemers zijn het erover eens dat de meeste grote huizen participatie oprecht belangrijk en waardevol vinden. Het belang dat grote huizen hechten aan participatie is de voorbije jaren ook sterk toegenomen. Maar doordat die huizen werken op een andere snelheid en omdat hun focus anders is, voelt het soms alsof ze het minder belangrijk vinden. Het belang dat gehecht wordt aan participatie in grote huizen is bovendien sterk afhankelijk van de visie van de artistieke leiding. De visie op participatie en de ruimte die eraan gegeven wordt, kan heel verschillend zijn. De deelnemers in het lerend netwerk zijn niet erg enthousiast over participatieve kunstprojecten waarbij grote kunstenhuizen op zoek gaan naar specifieke doelgroepen om deel te nemen zonder dat ze een band hebben opgebouwd met die mensen. Dit staat haaks op de visie van organisaties die participatie in hun DNA dragen en in hun dagelijkse werking werken met mensen die ondervertegenwoordigd of ondergewaardeerd zijn.
Die frustratie komt ook voort uit de ervaring die participatieve kunstpraktijken hebben veelvuldig aangesproken te worden als toeleider of ‘casting bureau’ van hun doelgroep. Er is soms te weinig fijngevoeligheid en bewustzijn bij grote kunstenhuizen voor het werk dat er achter de schermen nodig is om mensen te betrekken bij projecten. Zo is men zich er niet altijd van bewust dat er een stevig kostenplaatje komt kijken bij participatie, zoals budget voor transport, vertaalkosten, een vergoeding voor de spelers en begeleiding achter de schermen. Een andere terugkomende frustratie is dat vaak de tijd en ruimte ontbreekt voor een stevig inhoudelijk gesprek en voor de zoektocht naar de win-win voor beide partijen.
Foto: Jong Gewei tijdens BLAUWDRUK (c) Michiel Devijver
Vijf tips voor een gelijkwaardige samenwerking
Hoe kan je nu rekening houden met deze verschillen tussen grote kunstenhuizen en participatieve kunstpraktijken zodat er ruimte komt voor een gelijkwaardige samenwerking? De deelnemers aan het lerend netwerk geven vijf tips mee.
TIP 1: Voer het gesprek over waarden en belangen
Leg samen de begincondities vast voor de start van een samenwerking. Of het initiatief of idee nu van een groot huis komt of van een participatieve kunstpraktijk maakt op zich geen verschil. Belangrijk is wel dat elk participatief project van in de basis samen uitgewerkt wordt, zowel op artistiek, zakelijk als productioneel vlak. Doe dit vanuit een open dialoog met alle betrokkenen. Leg de waarden van elke organisatie naast elkaar en kijk of die stroken met elkaar. Schrik ook niet terug voor opportunisme. Het is net belangrijk om de wederzijdse belangen en noodzaak van de samenwerking te durven benoemen. Maak vanaf het begin duidelijk wie wat nodig heeft en inbrengt in de samenwerking.
TIP 2: Stel verwachtingen bij
Zorg ervoor dat de samenwerking telkens een open gesprek blijft en geen muur waarop je botst. Het managen en soms ook kunnen loslaten van verwachtingen is essentieel voor beide partijen. Als er een probleem opduikt of je kan een bepaalde planning niet aanhouden, moet je dat kunnen bespreken van mens tot mens. Dan verschuift de samenwerking van een probleem naar een conversatie. Die probleemoplossende mentaliteit heb je nodig om een samenwerking te doen slagen. Er moet bereidheid zijn om fouten te maken en iets opnieuw te proberen.
TIP 3: Communicatie is alles
Het helpt als elke partij vaste (contact)personen aanstelt die met elkaar communiceren tijdens de samenwerking. Zij investeren best in een goeie kennismaking en het opbouwen van een vertrouwensrelatie. Regelmatig informeel contact helpt daarbij. Het is belangrijk dat deze personen elkaars organisatiestructuur, werkcultuur en expertise kennen en aanvaarden. Op die manier kunnen ze voor elkaar opkomen en vertalen waar nodig en zorgen dat hun collega’s mee zijn.
TIP 4: Kies voor continuïteit
Continuïteit is belangrijk voor participatieve kunstpraktijken en de mensen waarmee zij werken. Zie een samenwerking daarom liefst breder dan één project en kijk ook naar de lange termijn. Dit versterkt bovendien de bredere missie van participatieve kunstpraktijken. Zo kan je bijvoorbeeld niet inzetten op inclusie van dansers met een beperking als je enkel vanuit aparte circuits werkt. Er is een engagement nodig van meerdere partijen in de samenleving om blijvend te investeren in een bepaalde doelgroep.
TIP 5: Beperk participatie niet tot publiekswerking
“Het is niet omdat het participatie is dat het in publiekswerking moet zitten!”, zei één van de deelnemers aan het lerend netwerk fel. Daarmee werd bedoeld dat elk participatief kunstproject besproken zou moeten worden op het niveau van de artistieke staf en niet ten dienste mag staan van de publiekswerking. Elk groot kunstenhuis dat inzet op participatie heeft idealiter minstens één personeelslid in dienst die de belangen van participatie behartigt en zich daar echt voor engageert. Deze persoon kan de visie op participatie bewaken, de nodige ruimte en middelen garanderen, de vertaalslag maken waar nodig en beslissingen mee beïnvloeden op het niveau van de artistieke staf.
Dit artikel kadert in het Cera Impulstraject VPKJ van Jong Gewei, Platform-K, Kunstencentrum Vooruit (nu VIERNULVIER) en Hogeschool Gent-KASK-Koninklijk Conservatorium waarin de samenwerking tussen participatieve kunstpraktijken, grote kunstenhuizen en het kunstonderwijs onderzocht wordt. Dit traject is onderdeel van het Cera Impulsprogramma.
Tekst: An Van den Bergh (zelfstandig deskundige participatie en inclusie, in opdracht van Dēmos en Cera)