Cahier van Demos verschenen tussen 2008 - 2015
Atelier Markant - over inclusie in het deeltijds kunstonderwijs
item_left
item_right
Atelier Markant - over inclusie in het deeltijds kunstonderwijs
Dit artikel biedt extra stof binnen de dialogen over inclusie van jongvolwassenen met een handicap in hun vrije tijdsbeleving, ons dossier “Inclusie in de 20”.
Atelier Markant
Gesprek over inclusie in het deeltijds kunstonderwijs met Rose Moens, leerkracht DKO Evergem (Go!) – beeldend atelier en leerlingen Guy, Janosz, Ine en Henry
In 2019 richtte Rose Moens onder de koepel van GO! Kunstacademie Gent, een Evergemse tak beeldende vorming in het deeltijds kunstonderwijs op. Al snel volgde ook een atelier voor volwassenen met een handicap. De groep werkt vooralsnog exclusief. In pedagogische aanpak of bij presentaties wordt geen onderscheid gemaakt met de andere groep volwassenen en ze maken gebruik van dezelfde ruimtes. Rose Moens vertelt hoe dit is ontstaan en wat de werkwijze is. Guy, Janosz, Ine en Henry geven hun ervaring in het atelier mee.
Het is een open atelier, een artistiek vluchtoord, voor mensen met en zonder beperking is dat hetzelfde
“Het atelier Markant is organisch gegroeid. Door dagelijks te wandelen voorbij ‘De Werkplek’, een dagcentrum, waar mensen wachtten op de bus.” Het centrum maakt deel uit van Obra Baken vzw, een organisatie die (jong)volwassenen met een handicap op maat ondersteunt op verschillende levensdomeinen. Rose Moens gaat het gesprek aan met de organisatie en krijgt gehoor. De ateliers waar ze op dat moment lesgeeft, zijn echter niet vlot toegankelijk. Door de verhuis van het dagcentrum kwam De Werkplek leeg te staan. Na een tijdelijke residentie voor het kunstenproject Konnektor kreeg Rose Moens er een plek voor de ateliers binnen het kader van het DKO. Om het niet aan één organisatie te binden, werd ook de andere speler in Evergem, Den Dries, betrokken voor toeleiding en begeleiding. Den Dries biedt zelf ateliers aan, maar die zijn therapeutisch van aard. “Dat wou ik expliciet niet doen. Ik heb er geen opleiding voor, ik ben leraar. Natuurlijk word je ook vertrouwenspersoon, dat is deel van waarom sommigen komen. Maar in de eerste plaats bied ik hen hetzelfde aan als de andere groep volwassenen: een open atelier, waar op maat en naar hun interesses aan kunst wordt gewerkt. Ik hanteer dezelfde filosofie als voor de andere groepen.” Elke deelnemer schrijft zich in bij het DKO en je werkt per schooljaar.
Intussen groeide de groep naar een tiental mensen, die zowel uit de zorgvoorzieningen als individueel kwamen aankloppen. Volgend jaar start een parallel atelier en ook een koor is in aantocht. Het blijven open trekken van het doelpubliek zit mee in de aandacht.
Toegankelijkheid
Door de locatie die oorspronkelijk voor mensen met handicap diende, is deze op dat vlak voorzien. Erg bereikbaar is ze niet, Langerbrugge heeft bijvoorbeeld een beperkt aantal busverbindingen. Op vlak van communicatie was het even zoeken. “Anders dan ik dacht, blijkt het echt belangrijk om op een flyer of online te vermelden dat dit atelier open staat voor mensen met een handicap. Zodat ze zich welkom voelen. Sommigen waren anders niet komen aankloppen.” Daarnaast kunnen mensen via het IAC (individueel aangepast curriculum)-traject aansluiten.
De kostprijs blijft een lastig aspect. Rose Moens kent alvast één leerling die dit jaar niet kon aansluiten wegens de kostprijs. De gemeente Evergem biedt een systeem aan van eenmalige kortingen. Wanneer dat is opgebruikt voor een andere activiteit, val je uit de boot. Rose Moens: “We bekijken nu binnen de academie zelf of en hoe we de prijs kunnen verlagen zodat het echt verschil kan maken”.
Inclusie?
In het DKO bestaan al langer voorbeelden van inclusieve of exclusieve ateliers. Rose beklemtoont wel: “Het open atelier is geen werkplek, het is een vluchtoord. De andere context is belangrijk om tot zelfontplooiing te komen, om je eigen ding te kunnen doen. We gaan dan ook nooit in een voorziening atelier gaan geven.” Net als voor andere leerlingen zijn er snel effecten voelbaar, zoals een groeiend zelfvertrouwen.
“Toen atelier Markant een plek kreeg, voelde dit vreemd aan, apart van de anderen. Daarom hebben we met Obra Baken besproken dat alle atelierwerkingen naar De Werkplek zouden komen. Nu gebruikt iedereen dezelfde Werkplek.” Daarnaast werkten ze dit jaar toe naar een presentatiemoment tijdens de Culturele 14-daagse in Evergem, in samenwerking met LEF waar de volwassenen hun werk tentoon stellen, zonder onderscheid.
De drijfveren van de deelnemers zijn in elke groep gelijklopend. Het gaat veelal over de nadruk op de sociale versus artistieke ontplooiing of een samengaan ervan. De vraag naar een inclusieve groep is nog niet uitgesproken door de leerlingen. De groep leerlingen is wel divers, omdat zij zowel toegeleid door de voorzieningen als via eigen interesses hun weg vonden. Nu is het een veilige plek, waar experiment en maatwerk geboden wordt. Rose Moens zit zelf ook nog met vragen om dit meer inclusieve verhaal mogelijk te maken. In de klas is telkens een begeleider bij uit de zorgvoorziening. Voor hen is dit dus wel werktijd maar zij zijn geen deelnemer. Rose merkt op dat het niet makkelijk is om ’s avonds te werken of om meer uren aan te bieden. Ine en Guy spreken ook zelf uit dat het aanbod overdag en het beperkter aantal uren het voor hen mogelijk maakt om deel te nemen. Zowel om persoonlijke redenen als omwille van de bereikbaarheid.
Er is een belangrijke basishouding die de leerlingen onderstrepen om gelijke artistieke uitdagingen aan te bieden, elke leerling naar zijn of haar eigen ambities wordt begeleid en publieke presentaties zonder onderscheid gebeuren. In totaal is er 8 uur ateliertijd mogelijk, net zoals dat geldt voor de andere volwassenen die 4 uren les krijgen. Wie wil en kan, loopt binnen op uren waarop anderen les krijgen en werkt verder. In de praktijk werkt dit nog niet voor de mensen die naar Atelier Markant komen. Volwassenen die werken, komen ’s avonds in hun vrije tijd. De samenwerking met de zorgvoorzieningen heeft dus twee kanten: toeleiding en begeleiding, maar ook gericht op de uren overdag. Mobiliteit speelt ook een rol: zelfstandig ’s avonds daar geraken, is niet voor iedereen evident. Al is er iemand die van Aalst speciaal daarheen komt.
Rose merkt nog op dat er een zorgcoördinator is aangesteld vanuit de school. Positief, want deze kan de ondersteuningsbehoeften mee bekijken. Een kanttekening is dat ‘vrije tijd’ niet altijd via de weg van de ‘zorg’ toegankelijk mag zijn. Laat het in de eerste plaats het contact met het aanbod zijn en laat de zorg ondersteunend zijn.
“Ik ga in op hun persoonlijkheid en interesses. Het is de bedoeling dat we als leerkracht elke persoon naar een andere plek tillen, ze laten groeien en bijleren. Dat is de basis van het pedagogische project van de academie. We zijn het, vind ik, gewoon verplicht om hen dit ook op dezelfde manier aan te bieden.” Bij kinderen en jongeren is er in de academies al veel meer inclusie. Het is zoeken in de toekomst naar meer mogelijkheden. Tegelijkertijd zal volgend jaar een leerling uit de 3e graad met ondersteuningsnoden doorstromen naar de reguliere groep volwassenen. Wederzijds vertrouwen, elkaar en de werking kennen, maakt de stap kleiner.
Zie ook kunst-academie.be:
De Markant-ateliers voor volwassenen met een beperking bieden atelierruimte, ondersteuning en maatschappelijke (h)erkenning.
We dragen bij aan zowel de artistieke als de persoonlijke ontwikkeling van de studenten.
De ondersteuning is zowel artistiek als sociaal.
Je kan er je eigen werk creëren, werk tonen, bijleren van anderen
en van de leraar kunstenaar krijg je een traject volledig op maat.
Meer over de visie van het GO!Onderwijs en inclusief onderwijs vind je hier.
Achtergrond: het DKO en inclusie
Het decreet van 2018 legde de klemtoon op zorg en inclusie. Het draagt het DKO op om op vraag gepaste leerlingenbegeleiding te bieden. Extra middelen zijn er niet voor voorzien.
Vanuit de OVSG richten medewerkers zich op het aanbieden van begeleidingsmiddelen. Er zijn ook steeds vaker intakegesprekken voor leerlingen, waarbij ze kunnen aangeven of extra ondersteuning gewenst is. Al zijn ouders of leerlingen hier soms nog terughoudend, communicatie is erg belangrijk. Een ander belangrijk gegeven is dat nu ook de leertrajecten en leerinhouden kunnen worden aangepast. Maatwerk is meer haalbaar geworden. Attesten blijven hier (helaas) een must.
Er zijn wel wat verschillen tussen de verschillende domeinen (beeldende en audiovisuele kunsten, muziek, dans en woordkunst - drama). Daarenboven is er weinig regelgevend kader om de decretale verwachtingen waar te maken. Academies moeten dus zelf expertise opbouwen. OVSG begeleidt hen hierbij. Op basis van de noden van de academies focust ze zowel op visieontwikkeling in de academie als op de ondersteuning van de implementatie ervan. Daarnaast worden leraren ook ondersteund om specifieke (leer)noden van leerlingen mee op te nemen. We merken een duidelijke toename aan bewustwording en begeleidingsnoden ondanks het gebrek aan middelen. Daarom kaart de Vlaamse onderwijsraad (VLOR) in een advies op eigen initiatief deze problematiek aan bij de minister en doet ze suggestie hoe het regelgevend kader aan te passen zodat academies beter in staat zijn aan de hoge kwaliteitsverwachtingen te voldoen.
Een belangrijke drempel is de betaalbaarheid: enkel op basis van attesten kunnen leerlingen verminderd inschrijvingsgeld betalen. Verder is het ook afhankelijk van de lokale context of er kortingen zijn via samenwerkingen met partners zoals UitPas en het OCMW en het lokale bestuur.
Tot slot blijkt dat de deelnamedrempel sowieso vrij hoog is, de perceptie van het DKO zit vaak nog tegen. Er is nog werk aan de winkel om de toeleiding van verschillende groepen te verbeteren.
Zie ook Leerlingenbegeleiding en zorg in het deeltijds kunstonderwijs | Vlor en de website van de OVSG.