Waarom participatieve praktijken onmisbaar zijn voor kunstopleidingen

item_left

item_right

Waarom participatieve praktijken onmisbaar zijn voor kunstopleidingen

Jan Wallyn

Wat kunnen kunstscholen leren van participatieve praktijken? In het afgelopen jaar onderzocht Demos de samenwerkingen die kunsthogescholen aangaan met betrekking tot participatieve praktijken. Aanvankelijk gestart als een kwantitatieve dataverzameling, is het onderzoek geëvolueerd naar een kwalitatieve analyse, die het cruciale belang van participatieve praktijken voor het kunstonderwijs onderstreept.  

Op basis van het onderzoek, identificeert dit artikel vijf cruciale functies van participatie die essentieel zijn voor de artistieke en pedagogische ontwikkeling van toekomstige kunstenaars. 

1. De school als maatschappelijke barometer

De beperkte diversiteit in de kunstensector begint al bij de toegang tot artistieke opleidingen. Onderzoek toont bijvoorbeeld aan dat studenten uit kansarme milieus minder snel kiezen voor kunstonderwijs. Een van manieren om die muren te doorbreken, is actief verbinding zoeken met participatieve projecten. Hoewel een kunstenaar actuele thema's aan het licht kan brengen, is het de participatieve praktijk die dat licht breekt in een veelkleurige waaier aan individuele nuances en perspectieven. Participatieve kunstpraktijken bieden kunststudenten en kunstscholen zo de mogelijkheid om hun band met de maatschappelijke realiteit te verdiepen en te verankeren. Ze zorgen ervoor dat de kunstschool niet in haar ivoren toren kruipt, maar een dynamisch veld blijft waarin kunst en samenleving voortdurend met elkaar in dialoog staan.  

Ruth Razan Loos, docent, onderzoeker en beleidsmedewerker Maatschappelijke Dienstverlening aan Sint-Lukas Antwerpen, School of Arts KdG, kijkt al jaren over het institutionele muurtje heen naar tal van participatieve projecten. Zij benadrukt het belang van duurzame relaties bij zo’n samenwerking: ‘Met onze vaste partner Stadscanvas, de werking voor artistieke nieuwkomers binnen Fameus, installeren we jaarlijks feedbackmomenten. Als partners evalueren we onze projecten en kijken we vooruit. Zo’n vertrouwensrelatie werkt erg productief: je bouwt iets op met een praktijkgerichte organisatie en wordt elkaars coach en klankbord. Elk jaar ontdekken we nieuwe kansen voor experiment of om het beter te doen.’  

Zo’n samenwerkingen zijn niet alleen gezond voor de instellingen en organisaties onderling, ze vergemakkelijken ook de weg naar het instituut, dat niet altijd even toegankelijk is. 

2. De school als centrum van meerstemmige kennis 

De Open Design Course (ODC) is een programma dat wordt georganiseerd door Mesh vzw met ondersteuning van KASK & Conservatorium HOGENT en de West-Vlaamse hogeschool Howest. Deze cursus richt zich op vluchtelingen en asielzoekers met kwalificaties in hun thuisland, die door administratieve belemmeringen moeilijk toegang krijgen tot de Belgische arbeidsmarkt. De ODC biedt hen een plek waar formele en informele kennisuitwisseling centraal staan, waardoor ze niet alleen nieuwe vaardigheden opdoen, maar ook waardevolle netwerken kunnen opbouwen. Deze cursus is een voorbeeld van kunsthogescholen die een platform kunnen bieden aan diverse en meerstemmige kennis die verder reikt dan de dominante westerse denkkaders. Het is precies deze rijkdom aan perspectieven die participatieve praktijken onmisbaar maken voor elke kunstopleiding die streeft naar inclusie en maatschappelijk bewustzijn.   

3. De school als betrokken bemiddelaar

Kunsthogescholen en -instituten worden beschouwd als poortwachters van kennis en middelen en staan daardoor in een machtspositie die ook verantwoordelijkheid met zich meebrengt. Te vaak worden maatschappelijke kwesties vanuit deze organisaties slechts oppervlakkig, symbolisch of toondoof benaderd, zonder dat er echte impact wordt gemaakt. Denk bijvoorbeeld aan de grote momenten van sociale bewustwording, zoals de Black Lives Matter-beweging in juni 2020 of de pijnlijk actuele genocide in Gaza. Er lijkt een grote kloof te liggen tussen symboolpolitiek en werkelijke machtsbevraging of -herverdeling. Als een school een weerspiegeling van de maatschappij wil zijn en haar positie voortdurend wil evalueren, schuilt de nuance in het samenwerken met mensen, in plaats van op afstand te handelen. 

Participatieve samenwerkingen kunnen hier echter het verschil maken in de manier waarop artistieke huizen en onderwijsinstellingen zich verhouden tot de realiteit. Bij participatief werk wordt eigenaarschap gedeeld tussen kunstenaars, deelnemers en partners. Mensen zijn geen onderwerp meer, maar de verteller zelf van hun verhaal. Een baldadige monoloog maakt plaats voor meerstemmige nuance en leerrijke meningsverschillen. Een project dat anders zou verdwijnen bij de financiële jaarafsluiting, leeft verder bij de gemeenschappen die werden gehoord en bekrachtigd. De onderwijsinstelling zelf leert dat zij ook veel te leren heeft, en kan haar werking bijsturen.  

Dit maakt van participatieve praktijken niet alleen een krachtig middel om de kunstopleiding zelf voortdurend te laten groeien, maar levert ook hun studenten maatschappijkritisch af, met een bredere toolkit voor creatie.

4. De maker als onderhandelaar  

Een kunstenaar (in wording) wordt weleens omschreven als een sterke onderhandelaar - met materialen, een ruimte of een publiek. De maker manipuleert hun omgeving met een resultaat voor ogen, hoe abstract ook. Een rode draad in zo goed als alle getuigenissen van de geïnterviewde kunstenaars die de afgelopen tien jaar participatief samenwerkten met kunsthogescholen, is de vaststelling dat participatief werken een masterclass is in onderhandelen.  

De didactische aanpak van kunsthogescholen wordt vaak zelfs door de scholen zelf als lineair omschreven. Dat botst met de meer experimentele, participatieve processen die in de samenwerkingsverbanden ontstaan. Deze zijn vaak bottom-up, circulair of intuïtief. De kunstenaar fungeert hierbij als een onderhandelaar tussen deze twee werelden, waardoor er een brug wordt geslagen tussen de gestructureerde academische benadering en de onvoorspelbare dynamiek van de participatieve kunst. Participatieve methodologie als deel van een academisch curriculum is de praktijkgerichte leerschool an sich.  

5. De maker als allround professional  

Of een kunstenaar nu participatie integreert in hun latere praktijk of niet, communicatieve en organisatorische vaardigheden zijn van belang voor diens carrièreontwikkeling. Kunststudenten die zich wagen aan participatieve kunstpraktijken, worden uitgedaagd om buiten hun comfortzone te treden en hun artistieke praktijk vanuit nieuwe perspectieven te benaderen. Dit participatieve standpunt, waarbij democratie in het proces centraal staat, scherpt zowel hun artistieke als hun professionele vaardigheden aan. Het betrekken van meerdere partijen versterkt hun communicatie- en organisatietalent, essentiële competenties voor een succesvolle carrière als kunstenaar.  

Ruben Laflere van Kunstwerkplaats De Zandberg werkt al meer dan 20 jaar samen met kunsthogescholen. Zijn projecten verbinden studenten van KASK Gent en de LUCA School of Arts met kunstenaars met een beperking. ‘Wat deze samenwerkingen zo bijzonder maakt, is dat zowel studenten als onze kunstenaars worden uitgedaagd om hun eigen werk te herzien. Ideeën leren verwoorden met mensen buiten je vertrouwde schoolbubbel, opent heel wat perspectieven’, vertelt Laflere. ‘Door samen te werken met onze kunstenaars leren ze hun eigen planning los te laten en te reflecteren op hun werk.’ 

Daar is echter tijd voor nodig, luidt zijn advies. ‘De projecten die de meeste impact hebben, zijn die waar voldoende tijd is om de samenwerking echt tot bloei te laten komen. Trage processen bieden ruimte voor groei, experiment en een dieper begrip van zowel hun eigen praktijk als die van de andere. Hierdoor ontstaan duurzame relaties die vaak lang na de samenwerking blijven bestaan.’ 

Tussenruimte creëren

Het onderzoek legde een patchwork aan verschillende ervaringen en visies bloot. Maar een belangrijke gedeelde overtuiging werd snel voelbaar. Een kunstenveld dat zich beroept op een rol als kritische vinger aan de maatschappelijke pols, wint erbij om participatieve praktijken in te bedden in hun opleidingstrajecten. Deze praktijken openen de deur naar een bijzondere “tussenruimte”: een plek tussen de leef- en systeemwereld. Een ruimte van nieuwe samenwerkingen, die zich vaak onvoorspelbaar en niet-lineair ontwikkelen.  

Leren over participatieve praktijken mag niet afhangen van de goodwill of het enthousiasme van een enkele gemotiveerde docent. Het is essentieel dat participatieve kunstpraktijken verder worden geïmplementeerd in de kunstcurricula, niet enkel binnen onderzoeksprojecten zoals PhD-trajecten of educatieve masters. Deze praktijken verdienen een structurele plaats binnen elk kunstcurriculum, zowel op bachelor- als masterniveau. Een institutionalisering van participatieve trajecten biedt studenten niet alleen de kans om hun artistieke praktijk te verdiepen, maar ook om essentiële vaardigheden te ontwikkelen die hen voorbereiden op een toekomst als veelzijdige en maatschappelijk betrokken kunstenaars. Door participatie te verankeren in het onderwijs, worden kunsthogescholen belangrijke actoren in het stimuleren van een kunstwereld die niet losstaat van de samenleving, maar er actief mee in dialoog gaat. 

Dit onderzoek volgt op een decennium van samenwerking tussen Demos en CERA, waarbij diverse projecten zijn opgezet die kunstenaars, onderwijsinstellingen en maatschappelijke organisaties met elkaar verbinden. In de afgelopen 10 jaar genoten meer dan 80 projecten van een subsidie om participatieve projecten tussen kunsthogescholen, sociale organisaties en kunstenaars te realiseren.