Cahier van Demos verschenen tussen 2008 - 2015
Campagne ik ben #jeugdbeleid toont eenzijdig beeld van de jeugd
item_left
item_right
Campagne ik ben #jeugdbeleid toont eenzijdig beeld van de jeugd
In de campagne ik ben #jeugdbeleid richten de Vlaamse Jeugdraad, Bataljong, VVSG en Debattle zich tot de kersverse lokale mandatarissen. De campagnevideo toont een vrij eenzijdig beeld van de Vlaamse jeugd. Anouk Torbeyns kroop op de website van Stampmedia in haar pen om de insconsequentie aan te duiden tussen deze campagne en het beleid van de Vlaamse Jeugdraad, één van de medeauteurs van de campagne. Ook vanuit Demos betreuren we de eenzijdige beeldvorming. Niet alleen in de vorm, maar ook in de inhoud van de campagne lijkt diversiteit nauwelijks van tel voor het lokaal jeugdbeleid. Dat zien we toch anders.
In de ‘privilege walk’ - een werkvorm om (witte) privileges op het spoor te komen - is het een gekende vraag: als je de televisie aanzet, een krant leest of een tijdschrift doorbladert, zie je dan voortdurend mensen zoals jezelf, doorgaans in een positief daglicht? Voor veel witte mensen is het een evidentie dat ze zichzelf gerepresenteerd zien in de media.
Wie afwijkt van de onzichtbare normen (omwille van huidskleur maar ook handicap, genderidentiteit …) vindt veel moeilijker herkenbare figuren in de mainstream media. In die zin is het pijnlijk dat de campagne ik ben #jeugdbeleid opnieuw enkel kinderen toont die de dominante beeldvorming bevestigen. Een kans gemist dus om een campagne te ontwikkelen die voldoende herkenbaar en representatief is voor de grote diversiteit aan kinderen en jongeren die in ons land opgroeien. In de steden, maar ook daarbuiten. Misschien dat sommigen dit ervaren als kunstmatig of overdreven ‘politiek correct’. Maar aan de andere kant is er extra sensitiviteit en expliciet tegengewicht nodig om het bestaande onevenwicht in de mainstream beeldvorming te compenseren. Soms vergt dit inderdaad extra aandacht in de planning en de voorbereiding van een campagne, dat hoort er bij.
Gezien de campagne zich richt tot lokale beleidsmakers is de beeldvorming mogelijks nog belangrijker. De kinderen en jongeren die niet getoond worden in de campagne, zijn ook de kinderen en jongeren die in het jeugdbeleid vaker dan andere over het hoofd worden gezien. De campagne bevestigt en versterkt zo het dominante beeld bij beleidsmakers over de modale Vlaamse jongere en bevestigt en versterkt de onzichtbaarheid van diverse kinderen en jongeren in dat beeld.
Witte mensen zien vaak (letterlijk) het probleem niet. Ze zien zichzelf als een soort neutraal canvas of onzichtbare norm waartegen de diversiteit zich aftekent. Maar ze maken in hun ogen zelf geen deel uit van die diversiteit. Ze hebben tegenstemmen nodig die hen wijzen op hun blinde vlekken. Als inherent deel van hun werking, niet als het product zo goed als af is.
De campagne toont geen diversiteit maar benoemt ze ook niet als een aandachtspunt voor lokaal jeugdbeleid. De campagne stipt thema’s aan die relevant zijn voor alle kinderen en jongeren zoals mobiliteit of speelruimte, maar wekt de indruk dat alle kinderen en jongeren op dezelfde manier geconfronteerd worden met deze thema’s en opgroeien met dezelfde hefbomen in hun omgeving om hieraan te werken. Dat is jammer genoeg niet de realiteit in ons land.
De ongezonde lucht, de gevaarlijke verkeerspunten, de krappe speelruimte en de beperkte voorzieningen concentreren zich nu eenmaal het meest in die buurten waar het het minst aantrekkelijk is om te wonen, en dus het goedkoopst. In die buurten, waar ook veel kinderen opgroeien, staan de middelen zelden in verhouding tot de uitdagingen. Kinderen en jongeren met een handicap vinden nog moeilijker dan andere kinderen bruikbare speelruimte of een fijn vrijetijdsaanbod in de buurt. Ze moeten dat plekje op de bus op voorhand bestellen en vinden zelden toegankelijke opstapplaatsen. Op het bankje in het park of tijdens een sportevenement krijgen sommige kinderen te maken met racisme en andere niet. Kinderen en jongeren met een migratieachtergrond vinden moeilijker of niet de weg in en naar het bestaande aanbod, ze worden structureel gediscrimineerd op school, op de arbeidsmarkt en op de woningmarkt, hun eigen initiatieven worden ondergewaardeerd.
In de documenten en het blogbericht van Bas Surmont die de campagne omkaderen gaat er wel aandacht naar kansarmoede bij kinderen, een thema dat o.a. de Vlaamse Jeugdraad terecht als prioriteit naar voor schuift. Maar voor de rest lijkt de campagne symptomatisch voor een visie die diversiteit beschouwt als een aparte niche in het jeugdbeleid, die vooral gaat over de toegankelijkheid van het jeugdaanbod en de sociale integratie van verschillende bevolkingsgroepen in de vrije tijd. Een specifieke opdracht, voor specifieke medewerkers met een specifieke deskundigheid.
Wie diversiteit in levensomstandigheden ziet als een diepgaande breuklijn, die een ernstige invloed uitoefent op de kansen die kinderen en jongeren krijgen in hun ontwikkeling, ‘vergeet’ diversiteit niet maar ziet het net als een kernelement van haar werking om de ongelijkheid en onrechtvaardigheid te bestrijden die voortvloeit uit opgroeien in armoede maar ook met een migratieachtergrond en/of een handicap.
De diversiteit aan levensomstandigheden waarin kinderen en jongeren opgroeien in dit land, mag je tonen en benoemen. Omdat diverse kinderen en jongeren zich zouden herkennen in het beeld dat je van hen toont en de uitspraken die je doet in hun naam. Maar ook omdat de diversiteit aan levensomstandigheden nog te vaak een invloed uitoefent op al die terreinen van jeugdbeleid die de campagne benoemt.
De campagne lijkt aan te sturen op een jeugdbeleid dat zich richt op de ‘modale’ jongere, besteedt beperkt aandacht aan de rol die diversiteit speelt in de ontwikkeling van kinderen en jongeren en wekt zo de indruk dat alle kinderen en jongeren min of meer gelijk zouden zijn in dit land. Deze oversimplificatie doet kinderen en jongeren die worden uitgesloten misschien nog meer onrecht aan, dan hen in de beeldvorming over het hoofd zien.
Beeld: Aptmetaphor - CC BY-NC-ND 2.0